Terug naar overzicht

7 vormen van ongezonde zorg van ouders naar kinderen toe; Bindingsangst en verlatingsangst

geschreven door:

Medium Fanny op 19-06-2020 om 08:53

Voorbeelden van ouder-kind relaties die vaak voorkomen en waarbij de rolverdeling ongezond is. Ik geef er hier 7, wellicht is er een die voor jou herkenbaar is, wat een aanleiding kan zijn om je hechtingspatroon beter in kaart te brengen

1. Het kind dat klein moet blijven
Deze rolverdeling kan ontstaan als ouders teveel hechten aan het idee van hun kind als lief, hulpeloos en afhankelijk. Ze willen het kind het liefst dichtbij houden en vinden het vaak moeilijk om het kind los te laten en te laten opgroeien tot een zelfstandige volwassene. Het kind dat kind moet blijven stelt haar autonomie uit en blijft afhankelijk van haar ouders, wat tot in het volwassen leven kan voortduren. Kinderen die kind moesten blijven zijn later vaak niet in staat om verantwoordelijkheden te dragen, problemen op te lossen en risico’s te nemen. Ze stellen hun autonomie uit en blijven afhankelijk van hun ouders. Soms blijven zij ook letterlijk thuis wonen. De uitdaging voor het kind dat kind moet blijven is om onafhankelijk en zelfstandig te worden. Het draait hierbij om het ontwikkelen van eigen keuzes in plaats van de betutteling te ondergaan. Ook moeten zij leren om conflicten aan te gaan, met hun ouders en met anderen.

2. Het kind als volwassene
Deze rolverdeling kan ook precies andersom plaatsvinden, dan is het juist het kind dat zich als een volwassene gaat gedragen omdat de ouders daar onbewust om vragen. Ouders leunen dan te veel op hun kind. Dit zijn vaak ouders die zichzelf nog kinderlijk gedragen of die niet stabiel genoeg zijn om op een gezonde volwassen manier verantwoordelijkheid te dragen. In deze rolverdeling wordt het kind ook vaak gezien als een “gelijke”, bijvoorbeeld als vriendin van de moeder of de vriendin van de vader en worden er zaken gedeeld die niet passend zijn bij het ontwikkelingsniveau van het kind.

3. Het kind als partner
Bij alleenstaande ouders komt het vaak voor dat ze hun emoties delen met hun kind. Emoties die je met je partner zou delen, deel je dan met je kind, bijvoorbeeld na een echtscheiding of overlijden. Deze partner-parentificatie is in onze samenleving in een hoog tempo aan het toenemen. Veel kinderen zijn de dupe van het verdriet, de angst of de woede van één of beide ouders of van de machtsstrijd tussen de ouders.

4. Het kind dat overmatig zorgt
Soms zijn ouders niet in staat om voor hun kinderen te zorgen, bijvoorbeeld omdat ze ziek zijn, het druk hebben of de zorg niet aankunnen. Het komt dan voor dat de oudste de zorg op zich neemt voor de andere kinderen. Dit kan het gevolg hebben dat je het op latere leeftijd moeilijk vindt om je eigen behoeften en wensen te herkennen en te vervullen. Dit is een van de primaire codependentie symptomen. Meestal vinden deze volwassen geparentificeerde kinderen dat zij sterk moeten zijn en voor anderen moeten zorgen. Uiteindelijk raken zij burn-out , overspannen, depressief , verslaafd en/of uitgeput. Zorgende kinderen zijn in hun volwassen leven altijd bezig met geven en zien heel scherp de behoeften van anderen. Omdat ze niet altijd iedereen kunnen helpen, hebben ze last van schuldgevoelens. Zorgende kinderen hebben vaak weinig contact met leeftijdsgenootjes en zijn het liefst onder volwassenen. De uitdagingen voor het zorgende kind is vragen om hulp en aandacht en het ontvangen ervan. Hiernaast gaat het er bij hen om ‘nee’ te leren zeggen zodat zij eerst voor zichzelf kunnen gaan zorgen.

5. Het kind dat verantwoordelijk wordt gesteld voor de emoties van de ouder
Wanneer een ouder geraakt wordt in een stuk oude pijn, reageren zij vaak vanuit het gekwetste kind. Hierbij wordt niet zelden op een overdreven manier gereageerd waardoor er bij het kind allerlei gevoelens aangeraakt worden die niet bij de situatie horen en niet van het kind zijn. Ouders kunnen dus niet meer reageren als een volwassene, maar reageren zelf vanuit een kindstuk.

6. Het brave kind
Het kind gedraagt zich zo braaf mogelijk om te vermijden dat er problemen komen en zo toch nog wat liefde aandacht en erkenning te krijgen. Hierdoor zal men op latere leeftijd het idee hebben gewaardeerd te worden om wat ze doen en niet om wie ze zijn. Zij hebben de neiging om anderen ook zo te beoordelen. Zij schermen zich emotioneel af, houden al hun gevoelens onder controle en vermijden conflicten. Dit gedrag hebben zij in hun jeugd aangeleerd om aan de verwachtingen van hun ouders te voldoen maar uiteindelijk raken ook zij burn-out, depressief, verslaafd, perfectionistisch of overspannen. Brave kinderen zijn in het volwassen leven gevoelig voor perfectionisme. Enerzijds zorgt dit ervoor dat zij goede organisatoren en ondernemers zijn, anderzijds maakt dit ze kwetsbaar voor overspannenheid en burn-out. Vaak is er sprake van een verdrongen depressie en bestaat er een verhoogde kans op verslavingen. De uitdagingen voor het perfecte kind zijn het leren voelen en stellen van grenzen. Zij moeten leren omgaan met faalangstige gevoelens en met de innerlijke leegte en zullen ook beperkingen en imperfecties moeten leren toelaten.

7. De zondebok
Wanneer er veel spanning heerst tussen de ouders kan het kind zich onbewust uitermate lastig gaan gedragen om de aandacht van de problemen van de ouders af te leiden. Op deze manier fungeert hij of zij als bliksemafleider. De zondebok krijgt steeds verwijten naar zijn hoofd geslingerd. Voor emotionele behoeften is er geen plaats. De gevolgen voor deze zondebok zijn: wantrouwen naar anderen: ‘Ik heb het toch altijd gedaan,’ gevoelens van minderwaardigheid en moeite om in een groep te functioneren. Zondebokken zijn in het volwassen leven gevoelig voor minderwaardigheidsgevoelens. Hierdoor schieten zij snel in de slachtofferrol. In hun outsider positie voelen ze veel eenzaamheid, pijn en verdriet. Dit kan ze uiteindelijk in de rol van dader duwen. De uitdaging voor de zondebok is ruimte vragen voor eenzaamheid en pijn. Hiernaast is het belangrijk dat zij uit een conflict leren komen als winnaar, in plaats van als verliezer.

KOPPKINDEREN
Een KOPP kind, opgegroeid met een geesteszieke moeder. KOPP staat voor ‘Kinderen van Ouders met Psychische Problemen’, maar hier vallen ook kinderen onder van ouders met verslavingsproblematiek. Er is een speciale naam voor deze kinderen in het leven geroepen, omdat ze vaak als kind of later als volwassene zelf (psychische) problemen ontwikkelen, al hoeft dat natuurlijk niet te gebeuren. Als de psychische problemen van de ouder(s) niet heel ernstig zijn en ze gewoon goed in staat waren voor zichzelf en hun kinderen te zorgen, hoeven hun kinderen er ook geen last van te krijgen. Toch is dit vaker niet zo dan wel. Het kan voor ouders met psychische problemen of verslavingsproblematiek heel lastig zijn om goed voor zichzelf en hun kinderen te zorgen, of om er goed met hun kinderen over te praten. Wat je vaak ziet is dat KOPP kinderen zich erg verantwoordelijk kunnen gaan voelen voor hun ouders en de neiging hebben hun taken over te nemen en zichzelf weg te cijferen, zoals bijvoorbeeld bij sommige van de 7 types die hierboven zijn besproken. Ook vinden ze het vaak moeilijk om vriendjes en vriendinnetjes mee naar huis te nemen omdat ze zich schamen. Mijn moeder als dochter van een psychisch zieke moeder vertelde me dat ze zich schaamde om vriendinnetjes mee naar huis mee te nemen omdat mijn oma dingen kon zeggen als ‘de duivel is in huis!’ Zij zette dan wanneer het ernstig vroor alle ramen wijd open om de duivel eruit te laten. Dit soort dingen houdt de ontwikkeling van kinderen tegen. Vaak zie je dan dat zij als kind of op latere leeftijd zelf ook problemen krijgen, wat ze weer door kunnen geven aan hun kinderen. Zonder hulp, worden deze problemen dus van generatie op generatie doorgegeven. Het is daarom heel belangrijk dat KOPP kinderen en hun ouders hulp en ondersteuning krijgen. Vaak hebben KOPP kinderen ook moeite met het aangaan van gezonde liefdesrelaties. Dat komt omdat je in je jeugd dan vaak te weinig zorg en aandacht hebt gekregen van je ouders, je je onveilig hebt gevoeld en minder zelfvertrouwen hebt kunnen opbouwen. KOPP kinderen zijn daardoor vaak onveilig gehecht. Zo heb je als KOPP kind vaak bepaalde gedragspatronen ontwikkeld om te kunnen overleven die je in je volwassen leven juist tegen gaan werken. Je kan bijvoorbeeld een allemansvriend zijn geworden om de harmonie te bewaren en je veilig te kunnen voelen, maar eenmaal volwassen zorgt dit ervoor dat je alleen maar oppervlakkige contacten kan leggen. Je voelt je te onveilig om diepere intimiteit aan te gaan. Je gevoel van onveiligheid kan er ook voor zorgen dat je nog steeds je gevoelens niet aan anderen durft te laten zien. Vaak word je als KOPP kind nooit helemaal emotioneel volwassen. Als je als KOPP kind je er niet bewust van bent dat er nog steeds een klein bang kind diep van binnen in je leeft dat zich niet veilig voelt, zal je steeds die oude pijn van voorwaardelijke liefde die je in je jeugd gekregen hebt naspelen. Je zal steeds de neiging hebben te willen weten wiens fout het is dat je je zo voelt en hier veel tijd aan besteden. Je kan je er enorm kwaad over maken en defensief worden, iets wat al je energie opslokt en je plezier in andere dingen wegneemt. Ook val je vaak op partners die onveilig zijn, omdat je niet weet dat het onveilig is. Onveiligheid voelt als het ware als veiligheid. Omdat je gewend bent dat je ouders je manipuleerde of er emotioneel niet voor je waren, vind je het normaal als dat bij je partner ook gebeurt. Maar als het je lukt om bewust te worden van het bange kind dat in je leeft, kan je het helpen alsnog op te groeien en volwassen te worden, in plaats van de ander verwijten te maken.
BINDINGSANGST, VERLATINGSANGST EN DE BIJBEHORENDE HECHTINGSSTIJLEN
Om terug te komen op de hechtingsstijlen waar deze patronen uit voortkomen en de verbinding te leggen met liefdesrelaties, wil ik het wat dieper ingaan op de begrippen bindingsangst en verlatingsangst. Dit zijn begrippen die de meeste mensen veel beter kennen dan de onveilige hechtingsstijlen. Partners bestempelen elkaar graag met een van deze labels (vaak zonder hierbij naar zichzelf en hun eigen patronen te kijken). Je kunt het zo zien, eigenlijk vloeien verlatingsangst en bindingsangst voort uit een van de drie onveilige hechtingsstijlen, met het subtiele verschil dat het net een stapje later plaatsvindt. Het is jouw reactie op de manier waarop je gehecht bent, de houding die je hebt aangenomen om te overleven in de onveilige situatie die je ervaarde als kind en het vormt jouw blauwdruk voor de relaties die je in je latere leeftijd aangaat.

Bindingsangst komt voort uit een angstig vermijdende hechting met je ouders. Wanneer je last hebt van bindingsangst, dan ervaar je angst om je te verbinden op een diepe, emotionele en intieme manier met een andere persoon. Je gaat intimiteit uit de weg zodra iemand te dichtbij komt. Je kunt dan gevoelens van onrust of beklemming ervaren en het gevoel geclaimd te worden, maar het kunnen ook gevoelens zijn als verlegenheid of irritatie. Je hebt jezelf aangeleerd om pijn te vermijden door jezelf terug te trekken en niet te veel van de ander te verwachten. Je gaat geen of nauwelijks echte intieme relaties aan. Als je wel een poging doet, houd je de ander het liefst op afstand. Je kiest voor relaties waarin nauwelijks sprake is van een emotionele band of waarin de ander afhankelijk is van jou en jij boven de ander kan staan. Hierdoor heb je geen gelijkwaardige relatie waarin je werkelijke intimiteit en emotionele verbinding kunt ervaren.
Verlatingsangst komt voort uit een ambivalente hechting of angstig gepreoccupeerde hechting. Heb je last van verlatingsangst, dan heb je jezelf als strategie aangeleerd je best te doen voor je relatie. Je past je aan, pleast en cijfert eventueel eigen behoeftes en gevoelens weg. Wanneer iemand bij je weg gaat dan is de angst zo groot dat je er alles aan doet om de verlating te voorkomen. Je wordt dan geconfronteerd met zowel de verlatingsgevoelens uit het heden, maar ook uit het verleden. Dit maakt de pijn onverdraagbaar. Wanneer je last hebt van deze hechtingsstijl kun je niet accepteren dat je geen aandacht krijgt of genegeerd wordt. Je kunt dan zogenaamd protestgedrag inzetten om alsnog te krijgen wat je denkt nodig te hebben. Je vernedert jezelf en zet de ander op een voetstuk, bijvoorbeeld door te smeken, te stalken of op een andere manier aandacht te trekken. Je kan ook primair last hebben van zowel bindingsangst als verlatingsangst, dat komt voort uit een gedesorganiseerde hechting. De ene keer doe je je best en een andere keer vermijd je contact door jezelf terug te trekken.
De emotionele cyclus van de verlatingsangstige en de bindingsangstige Aan de emotionele cyclus van de verlatingsangstige en de bindingsangstige liggen dezelfde angsten ten grondslag. De diepgewortelde angst om verlaten te worden en de diepgewortelde angst om je te binden aan een ander persoon: verlatingsangst en bindingsangst. Verlatingsangstigen en bindingangstigen die in de kern beide emotioneel onbeschikbaar zijn. Samen vorm je een relatieverslaafde relatie. Binnen deze relaties wordt een dans gedanst van aantrekken en afstoten, van verstrengelen en vermijden. De relatieverslaafde is degene die in de relatie op zoek is naar complete verstrengeling, commitment en verbinding. Zijn of haar verlangen is om compleet samen te gaan (ongezonde symbiose). De emotioneel onbeschikbare partner is degene die verstrengeling, commitment en verbinding juist uit de weg gaat en iedere vorm van emotionele intimiteit wordt bewust en onbewust vermeden. Meestal herken je jezelf in één van de rollen, maar soms wissel je de rollen ook af. Bijvoorbeeld wanneer je uit een relatie komt waarin jouw verlatingsangstige patronen dominant aanwezig waren, kan het zijn dat je in een relatie die daarop volgt verbinding en intimiteit juist bewust uit de weggaat en dus bindingsangstige patronen ontwikkelt. In verschillende relaties en in verschillende periodes in je leven kun je de verschillende rollen uitleven. Iets wat niet veel mensen weten is dat beiden lijden aan dezelfde onderliggende angsten, alleen de mate waarin deze aan de oppervlakte zichtbaar zijn, verschillen van elkaar. Beide rollen hebben bijvoorbeeld dezelfde onderliggende angst voor verlating. Alleen is deze angst bij de verlatingsangstige primair en ligt dus dicht aan de oppervlakte, terwijl deze angst voor verlating bij de bindingangstige secundair is en dus meer verborgen Relatieverslaafden kunnen zich vaak niet voorstellen dat ze in de kern eigenlijk bang zijn voor intimiteit. Dit is dan ook de reden dat veel vrouwen die bij mij in de praktijk komen zich niet bewust zijn van hun onderliggende bindingsangst. Ze willen zo graag een liefdevolle relatie en zijn zo open en bereid om alles te doen om de relatie te laten slagen, dat ze zich niet kunnen voorstellen dat er ook een onderliggende bindingsangst aan ten grondslag ligt.
Laten we eens kijken naar de kenmerken van de verschillende rollen. In het contact met de bindingsangstige verlies je jezelf. Er wordt niet aan jouw behoeften en wensen voldaan en er is sprake van onrust, verdriet en obsessie. De emotionele cyclus van de verlatingsansgtige in relatie met een bindingsangstige, kun je opdelen in de volgende 10 fasen:

• Fase 1: Je wordt aangetrokken door de kracht en de vleierij van de bindingsangstige: het charisma, de intelligentie, de dominantie, de zelfstandigheid. Het kan van alles zijn, maar vaak zijn het eigenschappen die je in het karakter van een van je ouders terugziet.
• Fase 2: De relatiefantasie die je hebt ontwikkeld in je jeugd,
ter compensatie van een gebrek aan aandacht, liefde en erkenning wordt getriggerd. Je voelt hierdoor een soort high door het contact met jouw ideaalbeeld van de prins op het witte paard dat in je naar bovenkomt.
• Fase 3: Je ervaart verlichting van pijn, eenzaamheid, verdriet en het gemis van een partner (high, verdoofd) je voelt je als het ware compleet en helemaal gelukkig.
• Fase 4: Tot het moment dat je meer behoeftes en wensen kenbaar gaat maken en merkt dat deze behoeften en wensen niet bevredigd worden. Toch ontken je dit. Je partner, in dit geval de bindingsangstige, gaat op op het moment dat jij je behoeftes kenbaar maakt juist steeds meer afstand nemen. Misschien fysiek, misschien emotioneel, misschien op allerlei andere gebieden en vaak door middel van een verslaving. Hij gaat bijvoorbeeld veel drinken of drugs gebruiken, gaat vreemd of misschien lijdt hij aan een seksverslaving of een werkverslaving. Afstand nemen kan op allerlei manieren plaatsvinden, maar welke het ook is, ze worden ingezet om emotioneel afstand te nemen van de relatie. De relatieverslaafde wil dit onbewust niet zien en dit is ook het moment dat ontkenning intreedt om de pijn van verlating, de afwijzing of van het niet slagen van de relatie op afstand te houden. Als relatieverslaafde doe je er alles aan om maar niet te voelen dat het niet werkt, maar wat je daarmee eigenlijk niet wil voelen is de verlatingspijn uit je jeugd, de gevoelens van afwijzing, het gebrek aan liefde, aandacht en erkenning.
• Fase 5: Je wordt je ervan bewust dat je behoeften niet bevredigd worden en je ontkenning verminderd. In deze fase vindt een ommekeer plaats waarin je toch ziet wat er aan de hand is, je kan er eigenlijk niet meer om heen. Er is te veel verdriet, je voelt je ongelukkig en je kan niet meer aan jezelf verkopen dat je wensen en behoeftes niet vervuld worden.
• Fase 6: Je begint onthouding te ervaren met alle gevoelens die daarbij horen (eenzaamheid, leegte, verdriet). In deze fase ga je echt contact maken met de pijn uit je jeugd en uit het heden, die gaan zich met elkaar vermengen en dat maakt ook dat het een verpletterend gevoel is. Het kan voelen als een kater en zo extreem zijn dat je het leven niet meer aankan. Dat is het moment waarin je of terugschiet naar fase 4 (de ontkenning) of dat je naar fase 7 gaat (obsessie).
• Fase 7: Je ontwikkelt een obsessie over hoe je hem of haar terug kunt krijgen of het hem betaald kan zetten. Obsessie verbreekt het contact met je gevoelens zodat je de pijn van je onthouding even niet meer voelt. Wanneer de angst voor verlating of de angst om alleen te zijn of in de steek gelaten te worden de overhand neemt, dan zal je er alles aan doen om je partner weer terug te krijgen. Wanneer de pijn of de boosheid of het verdriet overheerst, dan zal je meestal jezelf gaan verdoven, door middel van seks, drank, drugs, hard werken, noem het maar op.
• Fase 8: Je zet je obsessieve gedachten om in dwangmatige daden. Je gaat hem of stalken (dit hoeft niet perse te betekenen dat je met een verrekijker voor zijn huis staat, tegenwoordig kan je heel goed ‘stalken’ via Facebook of Instagram). Of je gaat extreem ruzie maken of op wat voor manier dan ook je gedachten omzetten in daden.
• Fase 9: In deze fase kom je of weer terug samen met je partner, de bindingsangstige, en loop je alle stappen en fasen weer opnieuw door. Mocht je niet terugkomen bij je partner, dan loop je een grote kans dat je een andere partner zal aantrekken met wie je opnieuw deze stappen zal doorlopen.
• Fase 10: Je herhaalt de cyclus vanaf fase 1 opnieuw met je partner of met een nieuwe partner.

         Heb je vragen over deze topic, of hulp nodig in jouw situatie, wil je erover praten, ik ben er voor je.
Medium Fanny, box 0017

Vragen over liefde, werk of toekomst?

Begin nu een gesprek met een van onze Mediums
NL: 0909-1901
(€0,70/min)
BE: 0902-12024
(€1,25/min)